Daders en slachtoffers
Recente cijfers van een Europese studie (European Union Agency for Fundamental Rights) in 2014 geven aan dat één vrouw op drie, boven de leeftijd van vijftien jaar, ooit fysiek of seksueel grensoverschrijdend gedrag ervaart. Volgens een recent onderzoek van Rutgers naar de seksuele gezondheid in Nederland in 2017, blijkt dat 53% van de volwassen vrouwen en 19% van de volwassen mannen ooit tegen hun wil manuele, orale, vaginale of anale seks hebben meegemaakt of zijn gedwongen om seksuele handelen te verrichten. In Belgisch onderzoek van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (2010) geeft iets minder dan 6 procent van de vrouwen en iets minder dan één procent van de mannen aan het slachtoffer te zijn geworden van seksueel geweld sinds de leeftijd van achttien jaar. De Vlaamse Sexpert-studie geeft hogere cijfers weer: acht procent van de bevraagde Vlamingen geeft aan seksueel grensoverschrijdend gedrag te hebben meegemaakt na achttien jaar, meer specifiek iets minder dan veertien procent van de vrouwen tegenover bijna tweeënhalf procent van de mannen. Europese onderzoek stelt dat dertig procent van de Belgische vrouwen ooit slachtoffer is geworden van seksuele intimidatie, dit betreft een heel aantal ongepaste en ongewenste aanrakingen of opmerkingen. Internationaal prevalentieonderzoek naar seksueel geweld bij minderjarigen geeft aan dat één op vijf meisjes en iets minder dan één op tien jongens met enige vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag geconfronteerd worden. Nationale onderzoeken in België en Nederland liggen in dezelfde lijn.
In de afgelopen jaren, en mede dankzij de #metoo beweging is er veel meer erkenning gekomen voor specifieke vormen van seksueel geweld en de verschillende contexten waarin dit kan plaatsvinden. Seksueel geweld op scholen/universiteiten, misbruik via de webcam, sekshandel en online seksuele misbruikbeelden van minderjarigen zijn hier enkele voorbeelden van. Het is belangrijk op te merken dat niet alle seksuele misdrijven worden opgelost of tot een arrestatie leiden en alleen een fractie van de zedendelicten wordt gemeld aan de politie. Slachtoffers zijn om verschillende redenen terughoudend om zich te melden bij politie of andere instanties. Er is vaak sprake van schaamte over het gebeuren of over hun eigen (lichamelijke) reactie tijdens het seksuele geweld. Anderen hebben weinig vertrouwen in het strafrechtproces. Kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik, zijn vaak innerlijk verwikkeld in een loyaliteitsconflict als gevolg van de afhankelijkheids- of vertrouwensrelatie met de dader. Of ze begrijpen het seksuele geweld niet goed.
In Nederland kunnen slachtoffers terecht bij het Centrum Seksueel Geweld. In België zijn er de Zorgcentra Seksueel Geweld, waar elk slachtoffer van seksueel geweld terechtkan op eender welk moment. NL-ATSA biedt zelf geen rechtstreekse hulp aan slachtoffers maar richt zich op de preventie van seksueel geweld door het verspreiden van kennis over seksueel geweld en de (wetenschappelijke) ondersteuning van organisaties die werken aan de opvolging, begeleiding en behandeling van (potentiele) daders van seksueel geweld met oog op het voorkomen van (nieuwe) seksuele misdrijven.
Zedendelinquenten zijn een heterogene groep, wat betekent dat plegers op kenmerken van elkaar verschillen. De enige gelijkenis is dat ze allen een seksueel delict hebben gepleegd. Toch worden er grofweg drie vormen van seksueel geweld onderscheiden:
- seksueel geweld naar kinderen
- seksueel geweld naar volwassenen
- seksueel geweld door het kijken en verspreiden van kinderpornografisch materiaal[1]
[1] Zoals omschreven het Nederlands Wetboek van Strafrecht, art. 240, 240a, 240b en 248c, en in de strafwet: art. 380ter en 383bis van het Belgisch Strafwetboek.
Bij de eerste twee wordt de scheidslijn gelegd bij een bepaalde leeftijdsgrens van de slachtoffers, gebaseerd op de seksuele meerderjarigheid (in België en Nederland;16 jaar). Zedendelinquenten van beide soorten van seksueel geweld worden voornamelijk gezien als contactplegers (ook wel hands-on plegers genoemd).Vrij recent is “kinderporno downloaden” als derde unieke groep onderscheiden, omdat het lijkt te gaan om een groep plegers met andere kenmerken dan contactplegers. Hun delictgedrag lijkt bijvoorbeeld te worden getriggerd door het unieke karakter van het internet, zoals beschikbaarheid van materiaal en de anonimiteit.
Het uitgangspunt is dat de plegers van deze verschillende vormen van seksueel geweld betekenisvol van elkaar verschillen wat betreft delictkenmerken (bijv. mate van geweld), kenmerken van de dader (bijv. psychopathologie) en risicofactoren voor recidive (bijv. emotionele identificatie met kinderen, seksuele deviantie).